Lichaamstaal
9 maart 2024. Vorige week zag ik een bevriende advocate. Ze vertelde me dat ze de laatste tijd enkele beangstigende fysieke ervaringen had. Zo kreeg ze een paniekaanval die uit het niets leek te komen, en op een ander moment bevond ze zich op de autostrade, maar ze had geen flauw idee waar ze was of waar ze naartoe moest. Intuïtief kon ze voelen dat haar lichaam haar signalen wilde geven. Maar ze kon haar vinger niet op de oorzaak leggen. Ik vroeg haar wanneer ze de laatste tijd nog eens echt ontspannen had. Vertraagd. Haar leven vanop een afstandje bekeken. Dat deed ze vroeger regelmatig, zei ze. Maar nu niet meer.
Ze had de voorbije 8 jaar hard aan haar eigen zaak gewerkt, en die stond er nu. Maar nu werd de druk groter om het succes te bewerkstelligen en de klanten tevreden te houden. Ze wist wel dat ze kon kiezen, of beter, kàn kiezen, om het anders aan te pakken. Maar ik zag dat ze op dit moment eigenlijk heel graag àlles wilde behouden. Dat ze nog niet klaar was om iets te schrappen in haar drukke agenda, met ook zoveel leuke dingen in. Ja, er is zoveel in deze tijd. Er kan zoveel, er mag zoveel én we willen zoveel. Alleen is er eentje die dat snelle ritme niet kan volgen: ons lichaam.
Performance vs. robustesse
In onze ‘ik-hou-alle-ballen-in-de-lucht’ levens ontbreekt het vaak aan rust. Ons lichaam kan heel veel, en is ook gemaakt om tot actie over te gaan en bezig te zijn. Maar het evenwicht houdt enkel stand als er evenveel periodes van diepe(re) ontspanning zijn. Ik denk dat veel mensen wel voelen wanneer ze ‘in het rood’ gaan. Maar evenveel mensen kunnen de signalen van hun lichaam heel goed negeren (en dat is dan weer een ‘ziekte’ van onze vroegere generaties) OF ze weten gewoon niet hoe ze uit dat drukke ritme moeten stappen.
Deze ochtend hoorde ik een podcast op La Première die hier heel mooi bij aansluit. Een Franse bioloog vertelde dat we in een gigantische shift zitten van ‘performance’ naar ‘robustesse’ of, grof vertaald, van ‘prestatie’ naar ‘stevigheid’ (als in stevig geworteld en flexibel). Als grote voorbeeld nam hij (natuurlijk) de natuur. In de natuur gaat het niet om continu presteren. Er wordt enkel gepresteerd in pieken, én dikwijls in onderlinge samenwerking. Hij vertelde dat bv. ons menselijk lichaam het best presteert op een temperatuur van 40° (dat is het moment dat het bacteriën en virussen kan doden). Maar…je kan dat maar 2 à 3 dagen volhouden, anders werkt het tegen je. Zo is het net hetzelfde met het constant ‘bezig’ zijn, waar velen in vast zitten (en wat natuurlijk ook de ‘norm’ is in onze maatschappij). Jongeren haken vroegtijdig af van school, omdat de prestatiedruk zo groot is. Het aantal burn-outs is nog nooit zo hoog geweest. Om nog maar te zwijgen van de gevolgen voor onze planeet. De prijs van ‘performance’ is gigantisch. En op persoonlijk vlak betalen we die vaak met ons lichaam. Hoog tijd dus voor een andere ‘way of life’.
Vertragen, vertragen, vertragen
Hoe schakelen we om van continu presteren naar een meer stevige verankering, maar met een zachter ritme? Simpel (in theorie): door te vertragen. Door minder te doen en meer te ‘zijn’. Door meer rustpauzes te nemen en witruimtes in je agenda te laten. Door tijd door te brengen met jezelf en te voelen hoe het nu écht met je gaat.
Wat doe ik graag? Wat is een gezond (werk)ritme voor mij? Wat heb ik nodig om te ontspannen? Wanneer kan ik tijd inplannen voor mezelf? Hoe gaat het überhaupt met mij(n lichaam)? Is er iets wat mijn lichaam me wil vertellen? (sinds) Wanneer kan ik niet (meer) volgen/ben ik overspannen? En hoe uit zich dat?
En ja, zulke vragen stellen vraagt tijd. Als je voltijds werkt en een gezin hebt, zijn de uren schaars. Soms zít je gewoon in een fase van overleven. Maar als dat zo is, is het belangrijk dat ze afgebakend is en niet té lang duurt. En dat je jezelf de vraag kan stellen: “Om welke reden(en) zit ik in deze (overlevings)fase? Ben ik hier (tijdelijk) ok mee? Welke waarden zitten hierachter?”
Ons hoogste goed is niet wat we uiterlijk presteren. Ons hoogste goed is ook niet erkenning krijgen voor al die ballen die we in de lucht houden. Ons hoogste goed is de zachtheid en liefde die we cultiveren voor onszelf (en van daaruit voor een ander). Wortels die we stevig in de grond steken en voeden. Zodat we overeind blijven wanneer het stormt. En die wortels, die basis, die kan je alleen maar ontwikkelen… door de relatie met jezelf te verstevigen. En dus ook de relatie met je lichaam.
Bij jezelf zijn
Tips en trics over self care ‘boomen’ er op los. Er is vanalles op de markt om je te helpen ontspannen. Sommige zaken zijn ook heel helpend en deugddoend, zoals een goede massage, yogales of ademhalingsoefeningen. Maar in se heb je ‘niets’ nodig om bij jezelf te zijn. Je kan gewoon gaan zitten met een kopje thee, in de natuur, en je bent al met jezelf. Meestal moet je eerst je hoofd wat rustiger krijgen. Maar als je langzamer begint te ademen en focust op het ‘hier en nu’, lukt dat na een tijdje wel. Soms worden we er ongemakkelijk van, omdat dat ‘stilvallen’ gauw ‘leeg’ en ‘niet nuttig’ voelt. En ook een beetje beangstigend.
Maar wat is die ‘leegte’? Naar mijn gevoel is het net een staat die ons dichter bij onszelf brengt. Zelfs als het ons terugbrengt naar gevoelens van ongemak, eenzaamheid of herinneringen aan vroeger (die we meestal graag en goed weggestoken hebben), dan is het nét daar dat we de draad van zelfzorg opnieuw kunnen oppikken en écht bij onszelf zijn. De leegte hoeft niet ingevuld te worden. Je (pijnlijke) gevoelens ook niet. De leegte draagt net een diepe rust in zich, als we kunnen zijn met wat er is.
Stevige wortels ontwikkelen vraagt tijd. Het vraagt allereerst al om die beweging naar binnen te maken, ipv enkel gericht te zijn op ‘buiten’. Het vraagt vertragen én alerter worden voor de taal van ons lichaam. Het vraagt ‘nee’ zeggen en begrenzen. Het vraagt ook ‘ja’ zeggen en (soms) springen. Stevige wortels ontwikkelen vraagt vertrouwen en het geloof dat ook jij liefde, zorg en veiligheid voor jezelf kan creëren. Probeer het maar. Om bij jezelf te zijn. Om eens echt te rusten. Om jezelf te troosten en te dragen in je eigen moederschoot (ook als je geen kinderen hebt, heb je die ;)).
Want elke moederschoot is weer verbonden met de vorige moederschoot. En met die daarvoor. En met die daarvoor. Tot ze teruggaat naar de schoot van moeder aarde zelf. Die verbinding kan ik voelen als ik op mijn rug in het gras ga liggen en de aarde onder mijn lichaam voel. Dan voel ik me gedragen. Dan voel ik dat de aarde mij wil herinneren aan mijn stevigheid. Aan mijn wortels, die eeuwenoud zijn, als ik heel ver terugga. Ik neem de tijd om ze te voelen, die wortels. Ik probeer ze me in te beelden. En ik stel me voor dat ze groeien. Beetje bij beetje. Op het ritme van de natuur. Met een dankbaar, ademend, herstellend lichaam.
Liefs,